<< XIX Anna en Marcel
“Os Pieterke was beter een meiske geworden en onz’Ils is nen echte kowa joeng.” Het manneke houdt ervan de mama te vergezellen naar boutiques en coiffeurs in Hasselt of Brussel. Wordt hij al eens lastig gevallen vanwege de manier waarop hij zich kleedt, vanwege de persoon die hij is, glijdt dat dadelijk van hem af. Pieter en Johan Wouters zitten bij elkaar in de klas. Johan kan geweldig goed tekenen en verhalen vertellen, zelfverzonnen prachtige sprookjes. Tijdens de speeltijd beelden zij ‘The Flinstones’ uit. Pieter neemt de rol van ‘Wilma’ en Johan die van ‘Betty’. Wanneer uitzonderlijk Pieter door zijn vader aan school wordt afgehaald ziet deze met afgrijzen dat zijn oudste zoon arm in arm met zijn vriendje richting uitgang van de school flaneert. Pieterke krijgt een uitbrander en rake klappen “Wie is dieje joeng? Oes hèt dieje? En wa doen dieje zijn ooders? Ik wil oe dui nemieje mee zien rondlope gelek a maske. Herre da gehoewerd? Ge zet ne joeng en gè meske! Antwoord dan!” – Frie. Pieter gaat er niet op in. Hij wendt zijn gezicht af en krijgt extra meppen. Maar de harde hand van Frie temt Pieter niet: Hij waagt het om Johan op een vrije namiddag uit te nodigen maar Mia zet haar stekels op en zet het jongetje prompt aan de de deur gezet. “Alè, naarr uis chij, en dat ik u niet meerr sie. Chij moet ierr niet meerr kome staan!” – Mia. Vanaf nu zal Mia de vriendjes van Pieter kiezen: nl. de zoontjes van ‘la petite bourgeoisie provinciale’. De snobistische en homofobe reactie van zijn ouders – de jongen is niet goed genoeg voor de familie Van Kerckhoven – doet Pieter besluiten het ‘achterlijke wereldje’ van de Aarschotse burgerij achter zich te laten en zijn eigen weg te gaan. Johan en Pieter zoeken elkaar na hun veertigste weer op. Ze zijn het verhaal van een generatie. Johan is voorzitter van het Aarschots Operettegezelschap Aquila, acteur en decorontwerper bij Aleydis Kamertoneelgezelschap.
In de leefwereld van Pieter is Irène de goede fee. Hij kan op haar ondersteuning rekenen. Wordt Pieter al eens uitgelachen omdat hij bv het nieuwe gezelsschapsspel ‘Wie is het’ op zijn verlanglijstje zet, schenkt Irène daaropvolgend ‘Wie is het’ aan Pieter. Zij leert hem dat hij zich niet hoeft aan te schamen voor zijn interesses. Samen spelen ze het spel. Komende van de beeldschone Irène die daarenboven een hoogbegaafde licenciate wiskunde is voelt Pieter zich enorm gesterkt.
Frie maakt zich zorgen over de toekomst van Pieter: “Ge zet e goe manneke zelle, maar ge zoud nu toch is wa meer mans moete worde nè, niewaar è. En ge zet veul te muiger, ge zet zjust ne Buchewalder. T’iejenige wa da ge kunt zegge is: ‘da’s chique of da’s ni chique’. Zie mui da ge luiter met een hiejel rijke trouwt, die u kan onderhoude want d’er zit gee werreken in u. Uim kan alliejen mui over è lux pruite. Mui zoewe guige’t niet zelle, in ‘t leven, nie-waar hè. Ge è zoud is moete leere beseffe dat er gewerkt moet worde, veu al dieje lux. Mui Mia verwent huir joeng è. Dui komt zjust niks van vuts. Ge zet nen echte baron ziejep. Lacht er mui mee joeng. Ge zaad hie pegoore ni zoewe zitte in de lux, moeste t’em ni hemme, den aave. ‘T zal veule minder zaan mee d’ulle. Wacht mui, tot as ge zult moete postulere veu een pluits. Ze zullen er nogal is mee lache.” – Frie was niet genereus met complimenten maar Pieter houdt de moed erin.
“Ik heb me altijd anders gevoeld, maar kon er nooit de vinger opleggen wat het was. Waarom ik niet meekwam op school. Moeite had met vriendjes maken.” – Pieter
Pieter heeft een fascinerende aantrekkingskracht om te experimenteren met maquillage. In deze ladekast liggen de bijzondere broches, ‘des carrés et accessoires de soi’, hogehak schoenen,… . Wordt hij tijdens een verkleedsessie betrapt, krijgt hij een pak rammel. In dit ‘Empire’-stijl meubel vindt Pieter ook een boek over Versailles. Daar wilt hij heen! Als Pieter twaalf jaar oud wordt neemt zijn vader hem mee voor een daguitstap naar Versailles. Een schot in de roos: na dat bezoek wilt de zoon later in Parijs gaan wonen.
Op de Steenheuvels leert het zachtmoedige jongetje in bomen klimmen, ravotten en met moto’s rijden.
Pieter geeft zusjes’ speelpoppen een moderner kapsel en krijgt daarvoor kletsen.
Frie poogt Pieter te motiveren voor het notariaat: neemt hem mee naar openbare verkopingen in cafés en laat hem klussen op kantoor.
Met die illusie voor ogen wordt het notariaat een vertrouwde plek voor Pieter en zo de ochtendlijke routine. De postbode bezorgt de briefwisseling persoonlijk aan Frie. Er wordt tijd gemaakt voor een korte babbel. Voor Nieuwjaar krijgt de postbode een fooi onder briefomslag. De sociale rol die een postbode vroeger vervulde die nu integraal verdwenen is, dat vindt Godfried jammer. Er is een belangrijk stuk sociaal weefsel verdwenen waar de ondertoon is je moet er de tijd kunnen voor nemen.
enkele taken van Pieter:
De briefwisseling openen en verdelen onder de klerken. De krantenberichten van publieke verkopen uitknippen en klasseren. “Zie da ge de korekkes van ‘t pak correspondance ni weg’goejt è joeng. Die kunne me nog veu j’iet annes bezige. En scheurt de doewedsbrieve in twieje. T’onbedrukt gedeilte, kunne me nog bezige as kladpapier, nieuwaar hè.” – Frie
Loopjongen: documenten rondbrengen of ophalen bij registratie-en belastingkantoor, kadaster, banken, postkantoor, vredegerecht en collega notarissen. Adressen typen op briefomslagen, docmenten copiëren, post-en taxzegels kleven. “Recht plekken hè joeng, want ge zet’nen echte slordige patoeter.” – Frie
Bij familievergaderingen zet Pieter extra stoelen bij, gaat aan twee buren vragen te komen getuigen en vergoed hen daarvoor. Pieter is aanwezig bij het voorlezen van aktes en duidt aan waar de handtekeningen moeten komen. Bemoeienissen door aangetrouwden lost Frie op door hen met slaande deuren te wijzen. “Familieruzies onstaan altijd door aangetrouwden. Schoolmie’jesters, universiteitsprofesoren en rijkswachters, da’zen de ergste. Dui kunde niks teege zegge, die manne weten alles. Dan meugde nog nen doktoor in de rechte zijn. Alles draait rond vrouwen en geld.” – Frie
Poenige Pieter
De jonge Pieter voelt zich een buitenbeentje. Hij verlangt naar vrijheid, naar een bestaan dat niet wordt bepaald door schema’s en planningen: “Mijn leven werd ingevuld, als een kleurplaat. De grenzen duidelijk afgebakend door dikke zwarte lijnen.”
een Harley is een perfect voorbeeld van hoe Pieter zijn mannelijkheid in de verf wilt zetten (Parijs, 2021)
“Jouw stijl is wat stoer, knap biker met koekenbrood hart.” – Josée Lehon – kunsthistorica
“Kem veul bewondering veu’jaa Pieterke want geddet pegore ni gemakkelaak gat me’joew avers. En verzjeekerst niet mee alle moeder. Za zaa oewek is beiter meuge nuipaze van wui da’se kwamp! Da’s toch wui, è Pieter! Al‘t chelt kwamp toch van aale vuider. Alee, dieje naddet dan wee van zaan tantekes è. A zal na oewek wel iet ferdint hemme zelle, as notuires.” – Carla Serneels.
In de familie Van Kerckhoven, een gemeenschap die zichzelf beschouwt als de beschaafde bovenlaag van de samenleving, werd het woord ‘homo’ gebruikt als scheldwoord.
Pieter belichaamt de idee dat je zelf kunt bepalen wie je bent, dat je niet door anderen in een categorie kunt worden gestoken.
XXI Het Oliemannetje >>>